Wees niet bang

Mijn oudste zoon (19) is vandaag na het uitgaan op straat in Maassluis in elkaar geslagen. Aanleiding: een wildvreemde jongen wenste zijn moeder kanker toe.

Daar zei hij iets van. Toevallig heeft de moeder van zijn vriendin kanker. En zijn oma is dit voorjaar aan kanker overleden. Misschien krijgen wij het ook. Vandaar.

Ineens was het er: ‘zinloos geweld’.

De jongen sloeg mijn zoon onverhoeds neer. Hij begon—geholpen door twee vrienden—terwijl mijn zoon knock-out, weerloos op de grond lag op hem in te slaan. Minstens tien vuistslagen, in zijn gezicht.

Twee van mijn zoons vrienden sprongen ertussen en voorkwamen zo mogelijk een nieuw geval ‘kopschoppen’. Ze hadden nog nooit gevochten.

Het was vroeg in de ochtend, maar net op dat moment reed de politie langs. De dader is opgepakt. Mijn zoon doet aangifte. Komt het tot een rechtszitting, dan wonen we deze samen met mijn zoon bij.

Hij is naar de huisartsenpost geweest. Zijn moeder—zelf huisarts—hechtte daar zijn lip.

Mijn zoon moest huilen: niet vanwege de pijn of de vernedering, maar omdat een jongen anderen kanker toewenst, en daarop niet is aan te spreken. Dat is voor hem de grootste schok, niet het aftuigen.

Hij zegt dat hij het een volgende keer weer zo doet. Terecht: het is de enig juiste conclusie. Ik ben blij dat dit voor mijn zoon vanzelf spreekt. Hij is voortaan wel bedacht op plotseling geweld. Daar ben ik ook blij om.

De moraal van zijn verhaal: wees niet bang.

Ik schreef eerder—vanuit boeddhistisch perspectief—over het je openlijk uitspreken tegen wangedrag, al bestaat ‘zinloos geweld’. Natuurlijk wist ik toen nog niet dat dit dilemma ooit aan de orde van de dag zou zijn, ook voor mijn eigen kinderen. Ik denk hierover nog steeds hetzelfde.
Ex cathedra
(Vorm & Leegte, Lente 2006)
Rob Hogendoorn