Gesprek met Tsering Jampa: ‘Meditatie alleen is niet genoeg’

Tsering Jampa is directeur van het Europese hoofdkantoor van de International Campaign for Tibet (ICT) in Amsterdam. Zij ontvluchtte Tibet als kind, groeide op in India en woont sinds jaren in Nederland. Jampa  zet zich in voor het lot van Tibet: als activiste, als diplomate en als bestuurder. Ik sprak met haar naar aanleiding van de toekenning van de Geuzenpenning 2005 aan ICT. De organisatie ontving de Geuzenpenning op 12 maart in de Grote Kerk in Vlaardingen. Daarmee eert de Stichting Geuzenverzet 1940-1945 de organisatie voor haar ‘consequente geweldloze inzet voor een democratisch Tibet en voor het bevorderen van de mensenrechten van het Tibetaanse volk’. De Stichting Geuzenverzet 1940-1945 werd in 1987 opgericht door oud-geuzen om de idealen van hun verzetsgroep uit de Tweede Wereldoorlog levend te houden. Sindsdien eert de stichting personen of instelllingen die zich op een bijzondere manier hebben ingezet voor democratie, of tegen dictatuur, discriminatie en racisme. Eerdere ontvangers van de penning zijn Amnesty International, de Tsjechische president Vaclav Havel, de Anne Frank Stichting, en de ontvoerde Colombiaanse presidentskandidate Ingrid Betancourt.

Rob Hogendoorn (RH): ‘U leidt een grote organisatie met meer dan 34.000 leden in Nederland en België. Moeten we u als een activiste zien of eerder als bestuurder?’

Tsering Jampa (TJ): Beschouw mij maar als een Tibetaanse die strijdt tegen een groot onrecht. Als Tibetaanse vind ik natuurlijk dat iedere Tibetaan zijn verantwoordelijkheid moet nemen, maar als mens vind ik dat iedereen zich tegen onrecht moet verzetten. Dat is mijn uitgangspunt.’

RH: ‘Voorheen werd de zaak Tibet veelal als een juridische aangelegenheid beschouwd, maar inmiddels belicht men eerder de mensenrechten of de religieuze aspecten.’

TJ: ’Het is geen zaak van of-of maar van en-en, maar er wordt inderdaad een andere nadruk gelegd. Helaas merk ik nog steeds dat men niet begrijpt dat een bepaalde positie van de dalai lama in 2005 niet tegenstrijdig is met eerder ingenomen standpunten. Men ziet bijvoorbeeld niet dat het huidige streven van de dalai lama naar Tibetaans zelfbestuur niets afdoet aan de historische onafhankelijkheid van het Tibetaanse volk. Wie dat niet begrijpt, zal zijn inzicht moeten verdiepen. Door in te zien dat het geen alles of niets kwestie is, wordt meteen duidelijk hoe groot de macht van China is en wat dit land Tibet aandoet. Dat zet aan tot pragmatisme. Als je huis in brand staat red je wat er te redden valt. Pas daarna onderzoek je de oorzaak van de brand.’

RH: ‘Wat betekent het voor de ICT om de Geuzenpenning 2005 te krijgen?’

TJ: ’Voor ons en voor degenen voor wie wij ons inzetten, vormt het een bevestiging dat onze zaak, onze strategie en aanpak de juiste zijn. Hoewel de Stichting Geuzenverzet 1940-1945 de prijs heeft toegekend aan de ICT als organisatie, hebben wij zelf het gevoel dat het vóór alles een erkenning is van de benarde toestand van het Tibetaanse volk, in het bijzonder de Tibetanen in Tibet. Het is een eerbetoon aan de Tibetanen die het moeten opnemen tegen één van de meest repressieve regimes in de wereld.’

RH: ‘De Stichting Geuzenverzet 1940-1945 weet wat onderdrukking is.’

TJ: ’Precies. De woorden van iemand die uit eigen ervaring spreekt klinken overtuigender. Mensen die geleden hebben onder de Tweede Wereldoorlog weten hoe het is om onderdrukt te worden. Zij begrijpen wat elders in de wereld gaande is, en onderkennen de menselijkheid die wij allen met elkaar gemeen hebben.’

RH: ‘Waarom hecht de ICT zo’n belang aan geweldloosheid?’

TJ: ’De Tibetanen in Tibet, voor wie het dagelijks leven een worsteling is, kiezen voor geweldloosheid omdat het boeddhisme voor hen een manier van leven is. Gewone Tibetanen denken niet na over de boeddhistische filosofie, voor hen heeft mededogen een heel praktische betekenis. Voor hen spreekt het vanzelf dat wanneer men anderen niet schaadt de gevolgen niet schadelijk zullen zijn. Die benadering moeten we niet onderschatten. Tibetanen denken niet zo omdat de dalai lama het zegt. Individuele Tibetanen, die iedere dag opnieuw geconfronteerd worden met achterstelling en onderdrukking, moeten iets in zichzelf bezitten dat hen steunt. Dat “iets” is hun religie, die zegt dat men zonder mededogen niet leven kan. Voor hen is het boeddhisme eerder een leefwijze dan een geloof.

Natuurlijk zijn Tibetanen ook maar mensen. Zodra zij zien dat geweld een hoop aandacht op televisie oplevert, zullen ze gefrustreerd zijn. Maar zelfs wanneer ze zien hoe geweld ervoor zorgt dat sommige mensen hun zin krijgen, weten ze nog steeds dat doel en middelen niet te scheiden zijn. Het zou trouwens zelfmoord zijn om een moderne oorlog tegen China te beginnen.’

RH: ‘Veel westerlingen zijn nog steeds in de ban van Shangri-la, het romantische beeld van Tibet als aards paradijs.’

TJ: ’Zeker in het begin viel men massaal voor de mythe van Shangri-la, het dromerige beeld van vliegende monniken, enzovoorts. Maar er is veel veranderd sinds Tibet aan het begin van de jaren tachtig werd opengesteld voor buitenlandse bezoekers. Mensen zien nu met eigen ogen hoe het is: Tibet is geen Shangri-la, maar ’s werelds grootste kolonie. Velen van hen trokken daarop deze mythe in twijfel. Maar er zijn vast en zeker nog een hoop mensen die ervoor kiezen in het stereotype Shangri-la te blijven geloven. We zijn gegroeid, maar nog niet voldoende om iedereen ervan te overtuigen dat de Tibetaanse zaak niets met vliegende monniken te maken heeft. Het gaat om iets dat ons allen dierbaar is: vrijheid.’

RH: ‘Wat zou de volgende stap in dat groeiproces moeten zijn?

TJ: ’Een enorme groep mensen heeft het Tibetaans boeddhisme aangenomen om een beter mens te worden. Helaas ontbreekt bij velen van hen het besef dat de Tibetaans boeddhistische cultuur die hen zoveel te bieden heeft op het punt staat te verdwijnen in Tibet. Zij zien niet in dat hun protest hier tegen de schendingen van de mensenrechten en religieuze vrijheden in Tibet de nonnen en monniken daar helpt de Tibetaans boeddhistische cultuur te behouden, ook voor hen. Zonder te beweren dat het Tibetaans boeddhisme buiten Tibet niet beoefend kan worden, meen ik dat het uiterst belangrijk is dat een cultuur beschermd wordt waar hij is ontstaan.’

RH: ‘Bent u teleurgesteld over een gebrek aan steun van Tibetaans boeddhistische bekeerlingen?’

TJ: ’Men had meer kunnen doen. Als je werkelijk het gevoel hebt dat het Tibetaans boeddhisme je helpt, dan vind ik dat je moet helpen de waardevolle cultuur ervan te behouden. Velen hebben moeite dit te begrijpen. Misschien hebben zij het idee dat ze de Tibetaanse cultuur helpen behouden door het Tibetaans boeddhisme te beoefenen. Maar ik zie zes miljoen Tibetanen in Tibet, waar deze cultuur is ontstaan. En ik zie hoe de Tibetanen daar behandeld worden omdat de nonnen en monniken zich verzetten tegen de teloorgang van een cultuur en spirituele praktijk waarbij alle boeddhisten baat vinden. Moeten zij hen niet te hulp komen? Alleen mediteren is niet genoeg.

Ik ben opgegroeid als boeddhist. Tijdens mijn jeugd in India heb ik alle mogelijke lessen van de hoge lama’s ontvangen. Toen zijne heiligheid de dalai lama in 2002 een Kalachakra initiatie in Graz in Oostenrijk gaf, was ik er ook–twee verdiepingen lager in een andere hal. Ik was er, maar ik ging niet naar zijn lessen. Ik had iets anders te doen. Ik had tot taak de bezoekers van een ICT-tentoonstelling over het lot van de jonge Panchen Lama en religieuze onderdrukking in Tibet te woord te staan. Toen heb ik mij gerealiseerd dat ik ervoor kies mijn beoefening op deze wijze te verrichten. Het was twee uur, en de mensen keken mij met grote ogen aan. “Ga je niet?” “Nee”, zei ik, “geniet van de lessen. Maar ik blijf hier op de tentoonstelling om de mensen te vertellen wat er in Tibet gaande is.”

RH: ‘Het lijkt een gewetenskwestie.’

TJ: ’Absoluut! Hoe kan ik daar gaan zitten en mededogen of bodhicitta beoefenen terwijl de mensen in Tibet omkomen in de vlammen? Wat is bodhicitta? Ik begrijp het niet. Het lijkt wel of sommigen denken dat het wezen van mededogen is: stil te zitten terwijl je nadenkt over de aard ervan.’

RH: ‘In wezen zegt u dat dergelijk mededogen abstract blijft.’

TJ: ’Ik vraag hen niet om lid te worden van de ICT. In Nederland bijvoorbeeld zou men zich als boeddhistische gemeenschap tot de minister-president kunnen richten. Wanneer de dalai lama het over ‘autonomie’ heeft, is dat niet alleen maar een juridisch begrip. In wezen zegt hij “Mijn volk heeft het recht het boeddhisme te beoefenen”. Nederlandse boeddhisten zouden dit aan hun premier moeten uitleggen–dat is wat ik van hen vraag. Laat hen grondig nadenken over de betekenis van mededogen in deze. Betekent het louter medelijden? Nee! Doe er iets aan! Ik denk dat het de hoogste tijd is om dit boeddhisten voor te houden, zij het niet op agressieve toon.’

RH: ‘Ondertussen heeft de nauwe verbondenheid van het Tibetaans boeddhisme met de Tibetaanse identiteit de Chinese partijleiders ervan overtuigd dat religie hun grootste bedreiging vormt.’

TJ: ’Ik ben blij dat de Chinese leiders inzien dat de boeddhistische cultuur en Tibetaanse identiteit met elkaar verweven zijn. Eindelijk, na al die jaren, zien ze dit feit onder ogen. Ik zou hen het volgende willen zeggen: Ondanks de omvang van de onderdrukking en het lijden in de afgelopen vijftig jaar hebben de Tibetanen hun geloof nooit opgegeven. Het Tibetaans verzet is al die jaren ongebroken gebleven dankzij het geloof. Wees ervan verzekerd dat er niets anders op zit dan dit te eerbiedigen. Geef de Tibetanen het recht hun cultuur te uiten en hun geloof te beoefenen. Onderschat hen niet. Zodra zijn hun vrijheid terugkrijgen hebben zij geen reden meer zich te verzetten. China zal niets van hen merken!

Maar, hoe lang nog? Ik denk aan de Tibetanen in Tibet. Het behoud van de Tibetaanse cultuur en tradities is belangrijk. Goed. Maar de Tibetanen in Tibet lijden iedere dag en iedere minuut. Dat moet ophouden. Daarom sta ik voor honderd procent achter de pragmatische benadering van zijne heiligheid, die zegt dat wanneer we te lang wachten er niets meer te redden valt.

Politieke theorieën kunnen tot in de eeuwigheid besproken worden. Ook nu nog debatteert men over wat genocide is. Mooi, dat is goed voor de geschiedenisboeken. Maar ik zet mij in voor degenen die lijden in hun eigen land. In de film Tibet’s Stolen Child zegt Eli Wiesel: “Het feit dat een religieuze gemeenschap wordt onderdrukt en vervolgd is iets waartegen ieder mens in de wereld met enig religieus geloof of enig gevoel voor mensen met een geloof zijn stem moeten verheffen.” Ik heb geen 108-delige uitgave van de leringen van de Boeddha nodig om te begrijpen waar het om gaat. Daarom doe ik dit. Het moet zo snel mogelijk stoppen.

Wie in een vrij land leeft heeft makkelijk praten: “Wij aanvaarden niets minder dan onafhankelijkheid!” Nee! Zie hoe wij leven, en hoe zij leven. Hoe kunnen we hun lijden helpen verlichten? Lijden is voor mij niet alleen de martelingen in een gevangenis. Ik zie het beeld van een oude man op een stoep ergens in een Tibetaanse stad.’ (huilt zacht) ‘Daar zit hij, tussen talloze Chinezen. Hij kijkt wat om zich heen, alsof hij vraagt: “Wat is er met ons gebeurd?” Hij lijkt zo verloren; ik zie dat en het raakt mijn hart. Ik zie een straatkind; zonder schoenen, kleumend, bedelend. Dat doet me evenveel pijn als iemand gemarteld te zien worden. Ik kan het niet verdragen. Ik zag dat beeld van die Tibetaanse grijsaard een paar jaar geleden. Hij was zo verloren. Overal Chinese fietsen. We moeten onszelf er steeds aan herinneren dat we geen verheven idealen moeten debiteren, terwijl we ondertussen vergeten waar het om gaat. Ik vertel mijn medewerkers en de mensen die ik ontmoet dag in dag uit dat het hierom gaat: hoe kunnen we deze mensen helpen, en wel zo snel mogelijk?’

Vorm & Leegte, Lente 2005, p. 25-27
0

Geef een reactie