Tibetaans boeddhisme en moderne wetenschap

In het boek Tibet: Een cultuur van vrede (Asoka, 2006, p. 108-112) publiceerde ik een essay over Tibetaans boeddhisme en moderne wetenschap. Behalve de interacties van de dalai lama met (meest) westerse wetenschappers beschreef ik zijn poging om het curriculum van de Tibetaanse kloostertradities in te passen in de moderniteit.

Zijn toenemende bekendheid in het Westen en de vele internationale reizen die de dalai lama vanaf de jaren ’70 ondernam om aandacht en steun te vragen voor de Tibetaanse zaak brachten hem aanvankelijk vooral in contact met westerse politici, religieuze leiders, intellectuelen en kunstenaars. De dalai lama’s levenslange fascinatie met moderne wetenschap kwam pas tot volle wasdom toen hij vanaf begin jaren ’80 steeds vaker persoonlijk toenadering zocht tot westerse wetenschappers. Sinds 1987 verdiept de hij zich, samen met een steeds wisselende groep deskundigen, tijdens de tweejaarlijkse zogeheten Mind and Life bijeenkomsten in die wetenschapsgebieden waar een vruchtbare gedachtewisseling met het Tibetaans boeddhisme mogelijk schijnt.

De Mind and Life ontmoetingen vinden veelal plaats in de dalai lama’s residentie in Dharamsala, India. Daar wordt hij tijdens meerdaagse, thematische bijeenkomsten door een select gezelschap van wetenschappers op de hoogte gebracht van de laatste ontwikkelingen op hun vakgebied. De dalai lama zelf heeft een grote inbreng in het programma. Hij stelt gerichte vragen en neemt intensief deel aan de informele, open diskussies waarin het Tibetaans boeddhistische en het wetenschappelijke perspectief zo mogelijk op elkaar betrokken worden.

Deze gesprekken leidden in een aantal gevallen tot vervolgonderzoek in laboratoria in Europa en de Verenigde Staten, waar ervaren Tibetaanse monniken met geavanceerde technieken worden onderzocht op de lange termijn effecten van meditatie op concentratievermogen, cognitie en emotie. Van dergelijk onderzoek wordt tegenwoordig geregeld verslag uitgebracht in wetenschappelijke vakbladen en in tijdschriften als Nature, Science en Scientific American. Die aandacht verklaart mede de aanwezigheid van de dalai lama tijdens de jaarvergadering 2005 van de Amerikaanse Society for Neuroscience, waar zijn lezing werd bijgewoond door veertienduizend wetenschappers.

Wetenschap voor monniken

De Mind and Life dialogen over thema’s als geest en bewustzijn, emoties, kwantumfysica en kosmologie bleken zo vruchtbaar dat de Dalai Lama in 2000 tevens de aanzet gaf tot het Science for Monks programma. Dit onderwijsproject biedt kleine groepen gevorderde Tibetaanse monniken in India de eerste kennismaking met hedendaagse wetenschappelijke inzichten. Zij verlaten ieder jaar een maand lang het klooster om zich, in navolging van de Dalai Lama, door westerse experts te laten onderrichten in onderwerpen als erfelijkheid en evolutie, elementaire wis-, natuur- en scheikunde en moderne kosmologie.

Bij aanvang van het Science for Monks project legde de Dalai Lama de geestelijkheid van de grote kloosters in India uit waarom hij zo’n groot belang hecht aan de kennismaking met wetenschap. Hij stelde vast dat Tibetaanse geestelijkheid er tegenover wetenschappers tot op heden niet in slaagt de toegevoegde waarde van de boeddhistische filosofie over het voetlicht te brengen. De voornaamste reden voor deze achterstand is, zo meende hij, dat het de Tibetaanse geleerden aan de nodige kennis over wetenschap ontbreekt. De Dalai Lama zei er niettemin van overtuigd te zijn dat zij, zodra het potentieel van het boeddhisme eenmaal in bredere kring bekend wordt, een cruciale rol te vervullen hebben in het overbrengen van het boeddhistische perspectief.

Ook Georges Dreyfus, die in 1985 zelf als monnik de opleiding aan een van de grootste kloosters volbracht met het behalen van de in hoog aanzien staande geshe-graad, merkt in The Sound of Two Hands Clapping: The Education of a Tibetan Buddhist Monk op hoe weinig de scholing en vorming van Tibetaanse monniken is beïnvloed door moderne inzichten. ‘De bekommernis van ballingen om het behoud van hun erfgoed, brengt behalve een raison d’etre, ook gerichtheid op het verleden met zich mee die verdere ontwwikkeling hindert. De Tibetaanse scholastieke cultuur volhardt hierin tot het uiterste door weinig moeite te doen zich aan de veranderende wereld aan te passen.’

Nog steeds blijven de meeste Tibetaanse monniken geheel verstoken van deugdelijke kennis over onderwerpen als het Engels, ge schiedenis, aardrijkskunde, biologie, wis-, natuur- en scheikunde. Verwoede pogingen van vooruitstrevende monniken om het traditionele curriculum aan te vullen met basaal wetenschappelijk onderricht stranden tot nu toe veelal op vooringenomenheid (‘Alle noodzakelijke kennis wordt ons reeds onderwezen’) en behoudzucht (‘we hebben geen tijd om ons in nieuwe onderwerpen te verdiepen’).

Het belang van wetenschap

Ondanks het feit dat Mind and Life en Science for Monks dus weerstand bij conservatieve facties binnen de kloosters oproepen, lijkt de dalai lama er stellig van overtuigd dat de bestudering van de moderne wetenschap—die volgens hem als eigentijdse vorm van waarheidsvinding veel gemeen heeft met het boeddhisme—bij de monniken een diepgaand vertrouwen in de leer van de Boeddha teweeg zal brengen. Sterker, zijn uitlatingen hierover wekken de indruk dat hij het als hun religieuze plicht beschouwt dat zij zich in wetenschap verdiepen.

Een illustratie hiervan werd gegeven tijdens een Mind and Life ontmoeting in 1997 gewijd aan de moderne fysica en kosmologie, toen een toehoorder aan de dalai lama vroeg waarom hij zoveel waarde hecht aan wetenschappelijke antwoorden op kosmologische zijnsvragen. De historische Boeddha, immers, liet dergelijke vragen geheel buiten beschouwing omdat zij niet bijdroegen tot het wegnemen van lijden. Daarop antwoordde de dalai lama dat men de weg naar verlichting pas goed kan bepalen nadat men heeft vastgesteld wat de aard van de werkelijkheid is. Wat zijn de feiten? De moderne kosmologie maakt daarvan deel uit, meent hij. De best voorhanden wetenschappelijke kennis dient dan ook in boeddhistische uiteenzettingen te worden verwerkt, zei hij, zodat op grond daarvan het boeddhistische pad kan worden afgeleid en verlichting nagestreefd.

Bovendien, zo zegt de dalai lama in zijn onlangs verschenen The Universe in a Single Atom: The Convergence of Science and Spirituality, zijn wetenschap en boeddhistische spiritualiteit vanuit het oogpunt van ieders gerechtvaardigde aanspraak op welbevinden rechtstreeks met elkaar verbonden: ‘Meer dan dat, ik hoop dat een dergelijke dialoog beide disciplines beter in staat stelt de noden van de mensheid te lenigen en ieders welzijn te dienen.’ Zo bezien hebben het boeddhisme en de wetenschap—ondanks of misschien wel dankzij een verschil in doel en middelen—van elkaar’s tradities te leren, opdat beide tradities de horizon van hun kennis verbreden.

Ballingschap in vrijheid

De dalai lama’s open houding voedt de gedachte dat noch de ene, noch de andere traditie de wijsheid in pacht heeft, al is deze eeuwen oud. Dit voor velen toch al moeilijk te verwerven—of te verdragen—inzicht valt voor de meeste Tibetaanse monniken nog lastiger te bereiken door het feit van hun ballingschap. Dreyfus schrijft hoe de massale toestroom van gevluchte monniken vanuit Tibet het in de jaren ’80 nog levendige debat over de noodzaak tot onderwijsvernieuwing vrijwel geheel heeft doen verstommen. Andere, vaak praktische, kwesties krijgen voorrang: Hoe kan al deze vluchtelingen onderdak worden geboden? Waarvan moeten zij leven?

Bovendien, merkt Dreyfus op, verandert de dynamiek tussen de verschillende generaties kloosterlingen. Er tekenen zich drie groepen af: de oudere, veelal conservatieve monniken die het Tibet van voor de Chinese bezetting nog hebben gekend; de jonge, vaak vooruitstrevende monniken die in India zijn opgevoed; en de jonge, laag opgeleide vluchtelingen uit Tibet. Vaak kiezen de oude en jonge monniken die in Tibet zijn geboren samen partij tegen de in India opgegroeide monniken, waarna de laatste, meer veranderingsgezinde groep doorgaans het onderspit delft.

Zo vindt de dalai lama’s pleidooi voor het doorbreken van de intellectuele afzondering van het Tibetaans boeddhisme—niettegenstaande het succes van Mind and Life in het Westen—door de tragiek van de ballingschap in de grote kloosters vooralsnog weinig weerklank. Althans in filosofisch opzicht beleeft de Tibetaanse kloostertraditie in India op het ogenblik behalve ‘vrijheid in ballingschap’ dan ook ballingschap in vrijheid. Het lijkt een afzijdigheid die voortkomt uit zelfbehoud. Maar, zoals ook Dreyfus meent, de moderniteit kan niet eeuwig de wacht worden aangezegd. Bovendien, niemand weet hoeveel meer dwang de Tibetaanse philo-sophia—liefde voor wijsheid—nog verdragen kan.

0

Geef een reactie