‘In zekere zin zijn we volgens het principe van het afhankelijk ontstaan allemaal dader en slachtoffer tegelijk.’ Dit schreef justitieambtenaar Varamitra (Theo Alkemade) in Dagblad Trouw. Getuigt hij daarmee van diep inzicht of kraamt hij gevaarlijke onzin uit?
Dít is het onderwerp van het artikel dat ik in 2009 schreef voor een themanummer van de nieuwsbrief ‘Simsara’ van Stichting Inzichts Meditatie: ‘Geëngageerd boeddhisme: Verbinden en stelling nemen’. Ik ontwikkel daarin de idee dat de exclusieve gerichtheid van boeddhistische bekeerlingen op het subject maatschappelijke risico’s inhoudt.
Het eenzijdig benadrukken van de subjectieve ervaring van ‘wijsheid’, ‘mededogen’ en ‘liefdevolle vriendelijkheid’ beneemt hen makkelijk het zicht op geobjectiveerde, maatschappelijk verankerde vormen daarvan—zoals rechtvaardigheid, eerlijkheid, goede trouw en integriteit, redelijkheid en billijkheid.
Ideeën zoals de scheiding van kerk en staat, democratie en rechtstaat, scheiding en evenwicht van machten, behoorlijk bestuur, het voorkomen van belangenverstrengeling en misbruik van positie zijn zonder geobjectiveerde vormen van wijsheid en mededogen niet denkbaar. Het heeft onze samenleving en cultuur eeuwen gekost—én onnoemelijk veel leed—zich deze noties eigen te maken.
Onze cultuur houdt iedereen verantwoordelijk voor zijn of haar gedrag, ongeacht de eigen overtuiging of subjectieve ervaring. Wel zo veilig, in een samenleving die naar boeddhistische maatstaven vooral uit niet-verlichte, fundamenteel onwetende personen bestaat.
Ik zie in het ontbreken van een doordachte, doorleefde sociale en politieke filosofie de achilleshiel van het boeddhisme. Een samenleving die geheel naar de inzichten van boeddhistische ‘guru’s’, ‘pandita’s’, ‘lama’s’ en ‘roshi’s’ wordt ingericht en bestuurd kan ik niemand aanbevelen. Daarvoor hebben boeddhisten nog te veel van de westerse ideeëngeschiedenis te leren.