Eind 2010 wijdde ik op verzoek van (huidig voorzitter) André Kalden een kort essay aan de oorzaak van de continue malaise en bestuurlijke crises binnen de Boeddhistische Unie Nederland (BUN). In één zin: de BUN is niet wat zij anderen doet denken. De koepel wekt sinds 1999 een vals beeld van zichzelf. Dat beeld is (belasting)geld waard. De BUN moet voor de verkrijging en besteding daarvan steeds verantwoording afleggen. En slaagt daar niet in.

Overheid, media, individuele boeddhisten en niet-boeddhisten houden de BUN terecht aan het beeld dat zij van zichzelf wekt. Omdat noch de vereniging, noch het bestuur, noch de leden zijn opgewassen tegen de gestelde eisen kraakt de BUN al vijftien jaar in zijn voegen.

Sinds 2010 zijn we alweer drie BUN-voorzitters en meer dan tien bestuursleden verder. Als voorzitter slaagde André Kalden er niet in zijn voordeel te doen met de inhoud van mijn essay ‘Voorbij de façade’. Integendeel. Samen met zijn bestuur creëerde Kalden onder het motto ‘juist spreken’ een nieuwe verbale werkelijkheid.

Tegenwoordig heet het: ‘De BUN verenigt de leden en deze betalen hun contributie. Het gaat goed.’ Die houding heeft níets met boeddhisme te maken en álles met macht. En ze miskent een belangrijke betekenis van dharma: de feiten zien zoals ze zijn.

Nog steeds is de BUN niet meer dan een façade. Nog steeds verenigt de BUN niet meer dan een fractie van alle boeddhisten. Nog steeds domineert dezelfde handvol ‘babyboom-boeddhisten’ de unie. Nog steeds is het wegvallen van inkomsten uit de ‘boeddhistenpolis’ van Achmea niet goedgemaakt. Ondertussen is het budget van de dienst Boeddhistische Geestelijke Verzorging bevroren. Voor studenten aan het Boeddhistisch Seminarium bestaat geen werk. Binnen twee jaar verdwijnt de Boeddhistische Omroep Stichting. En de BUN hangt een terugvordering en boete van € 52.500 van het Commissariaat voor de Media boven het hoofd, wegens het onrechtmatig besteden van omroepgeld. Ik kan er domweg niets meer van maken.

Lees verder
• Voorbij de façade: Zie de feiten zoals ze zijn
(26 oktober 2010, ong. 1.550 woorden)
Rob Hogendoorn