‘Meer geld’ voor Wereldmuseum helpt niet wanneer Bremer de scepter zwaait

Het Wereldmuseum Rotterdam is in last, en goed ook. Directeur Stanley Bremer ligt onder vuur, en terecht. Ik leerde Bremer kennen in de aanloop naar de tentoonstelling Tibet en de 14 Dalai Lama’s (2006-2007). Hij deed zijn voordeel met de belangeloze inzet van enkele Tibet-kenners, waaronder ikzelf, maar toen zijn museumstaf een reeks inhoudelijke stommiteiten beging gaf Bremer niet thuis. Dat zegt iets over hem. Iets belangrijks.

Ik opinieerde hierover in De Volkskrant (3 april 2007) en waarschuwde wethouder Orhan Kaya (GroenLinks) en enkele gemeenteraadsfracties. Ik raadde deze Rotterdamse politici aan de totstandkoming van de dalai lama-tentoonstelling te onderzoeken. Daaruit wordt namelijk zonneklaar dat het functioneren van directeur Bremer voor het Wereldmuseum een ernstig bedrijfsrisico vormde. Toen al.

Onlangs leverde ik in een reconstructie van van Merijn Rengers en Claudia Kammers in het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad ongezouten commentaar op Bremers functioneren tijdens de dalai lama-tentoonstelling. De Publieksactie Wereldmuseum van de Rotterdamse kunstenaar Olphaert den Otter en anderen gaf ik inzage in mijn brieven aan wethouder Kaya en enkele Rotterdamse raadsfracties.

Vandaag maak ik in een nieuwe opiniërende bijdrage duidelijk dat ‘meer geld’ geen oplossing is zolang directeur Bremer in het Wereldmuseum de scepter zwaait.

• Rengers & Kammer – De ondernemer en het Wereldmuseum (NRC Handelsblad, 16 april 2015)
• Publieksactie Wereldmuseum – ‘Waar het profijtbeginsel leidend is’ (17 april 2015)
• Hogendoorn – Beoordelingsfouten aan de Maas bewijs van Sanders’ gelijk (De Volkskrant, 3 april 2007)
Rob Hogendoorn