Lou Reed: Man vol leven

Was Lou Reed († 27 oktober 2013) gelovig? Wie weet. Hoe dat ook zij: hij was vol inspiratie. Het sublieme, het lichaam, de geest bliezen Reed tot op het laatst nieuw leven in, en gaven het klank. Ze verleenden hem kracht, voedden zijn passie, maakten hem vrij: ’First came fire, then came light, then came feeling, then came sight’ (Finish Line, 1996). In zijn laatste interview, een paar weken voor zijn overlijden, zei hij: ’Muziek is mijn leven.’

Als dichter-musicus richtte Reed zich naar liefde en lust, extase en onwetendheid, afgrijzen en dood, bloed en verderf. Als kunstenaar kon hij tegen anderen opkijken. Als mens had hij ontzag voor schoonheid en licht, wijsheid en integriteit. Zijn toewijding aan meester Ren Guangyi en Mingyur Rinpoche was onbegrensd. Wijzen uit het Oosten die hem tai chi leerden, en boeddhistische meditatie. Lessen voor het leven. Dagelijkse praktijk, op het snijvlak van leven en dood. Reed had de ’beginner’s mind’. Anderen noemden hem een meester.

’Hij stierf zondagochtend, terwijl hij naar de bomen keek en zijn muzikantenhanden met de bekende tai chi in 21 vormen de lucht deden bewegen’, schreef Laurie Anderson, zijn vrouw en geestverwant. De ogen wijd open, verwondering op zijn gezicht. ’Als mediterenden waren we voorbereid’, voegt ze er in Rolling Stone aan toe. En: ’Volgens mij heeft de dood tot doel liefde vrij te geven.’

Reed gaf hoog op over mede-muzikanten. ’Toen we begonnen te spelen was het: Wow! Dit wordt wat. Mijn gitaar bovenop die van James en Kirk. De kans dat dát lukt–met drie gitaren–is zo goed als nul. Twee gitaren zo in elkaar laten grijpen is al bijna niet te doen. Toen ik op James begon in te spelen gingen we helemaal los–whoemp!” Reed loopt tegen de 70, hij heeft het over zijn samenwerking met Metallica en het album Lulu dat daaruit voortkomt.

Van ontluikend talent kon hij geen genoeg krijgen. Deze zomer ontdekte Reed het album Yeezus van Kanye West en schreef hij: ’Hij hoort duidelijk wat al deze stijlen met elkaar gemeen hebben; het hart ervan, dat wat ze met elkaar verbindt. Het is allemaal dezelfde shit–het is allemaal muziek–en daarom is hij zo goed. Laat wie van klank houdt luisteren naar wat hij te bieden heeft. Verheven en inspirerend.’

Het kostte Reed zelf ook weinig moeite een continuüm te ontwaren. In zijn laatste interview zei hij: ’Klank is iets anders dan geluid. Klank met orde is muziek.’ In zijn optiek lagen de composities Metal Machine Music en Hudson River Wind Meditations in elkaars verlengde. ’Geordende klanken van onvoorspelbare aard’, aldus de begeleidende tekst van het laatste album.

’Toen ik Metal Machine Music uitbracht zei criticus John Rockwell van de New York Times: ”Dit is echt een uitdaging.” Zoiets komt in mij niet op. Ik dacht zelf: “Wow, als je van gitaar houdt, dan is dit zuiver gitaarwerk, van begin tot eind, in al zijn vormen. En je zit niet aan een ritme vast.” Zo dacht ik. En dus niet: ”Luister hier maar eens naar. Ik daag jullie uit”,’ aldus Reed. Optredens van Reed’s Metal Machine Trio in 2008 werden aankondigd met: ’Geen liedjes’.

Dat jaar zei hij over de Hudson River Wind Meditations: ’Zo kun je ervoor zorgen dat je verwachtingen je niet in de weg zitten. Het bevrijdt je geest van ideeën als ”Waar is het couplet?”, ”Waar blijft het refrein?”, ”Waar is dit?”, ”Waar is dat?” Zo denken is hierbij onmogelijk, en dat vind ik geweldig. Tegelijk wilde ik niet dat de muziek de aandacht op zichzelf zou vestigen vanwege een atonaal karakter – omdat het lijkt alsof het vals klinkt. Ik zocht naar iets zonder toonsoort, want ook die verwachting kunnen we missen.’

Lou Reed zei dit tijdens een gesprek met mij voor Brainwave, een doorlopend programma van het Rubin Museum of Art in New York. Het uitbrengen van de Hudson River Wind Meditations gaf aanleiding tot een dialoog over muziek, meditatie en de plasticiteit van het brein. Die avond streed Reed’s zeldzame combinatie van plooibaarheid en kracht om voorrang met mijn wetenschappelijk gerichte neiging tot onderzoeken, analyseren en verklaren. Waarom werkt muziek eigenlijk? Hoe dan, precies? Dat Reed wars was van intellectuele prietpraat was duidelijk. Hij ging liever op zijn gevoel af dan op loze redeneringen.

West’s album Yeezus werkt, schreef hij, ’vanwege de schoonheid. Je houdt ervan, of niet, maar er is geen reden voor die schoonheid. Ik ken geen enkele muzikant die hierover gaat zitten nadenken. Of je deelt zijn gevoel, of niet. Zo niet, dan houdt het op, al analyseer je je suf.’

In zijn laatste interview merkte Reed op: ’Klanken zijn niet te verklaren. Klank is als licht. Wat is licht?’ En toch, zei hij, stellen wij ons al voor onze geboorte in op de klank van de natuur, de klank van liefde. ’Je vroegste herinnering aan klank moet de hartslag van je moeder zijn. Dat geldt voor iedereen. En dat is interessant: vanaf het formaat pinda groeide je op met ritme. Daarom houden we van: pfoeh, pfoeh, pfoeh. Zo simpel is het.’

Ons publiek in het Rubin Museum hield hij voor: ’De bas heeft een reden. Er is een reden waarom in clubs de bas en het voetpedaal van de drums voluit klinken. Ze ontbreken nooit, en dat heeft een reden: we hebben een lichaam, en juist die lichamelijkheid bezorgt ons plezier. Daarom ook dacht ik dat deze muziek je tijdens een meditatie moet onderdompelen in een cocon van vibrerende, pulserende bassen.’

Het lijkt alsof Reed zichzelf hier tegenspreekt. De tegenstelling verdwijnt echter zodra je beseft dat voor hem kunst, klank en beweging net zo goed ’dezelfde shit’ vormden. Het is allemaal leven. Of, zoals Neil Young uitriep: ‘It’s all one song.’ Het sublieme, het lichaam, en de geest: daarin krijgt liefde gestalte die wordt vrijgemaakt door de dood.

Rob Hogendoorn