Voorbij de façade: Zie de feiten zoals ze zijn

Dit essay schreef ik op verzoek van (toenmalig) bestuurslid André Kalden van de Boeddhistische Unie Nederland (BUN). De tekst dateert van 26 oktober 2010, en is niet eerder verschenen.

Waar ik als betrokken boeddhist afgelopen maanden alleen op kon hopen tekent zich inmiddels af: de Boeddhistische Unie Nederland (BUN) bezint zich openlijk op haar toekomst. Een kritisch artikel in Elsevier (Wierd Duk: ‘Splijtzwam Boeddha’) leidde het vertrek in van een deel van het bestuur en zette de overgebleven bestuursleden onlangs ertoe aan de leden van de unie op te roepen tot het maken van ‘fundamentele keuzen’.

Kritiek, keuzen en consequenties

Onmiddellijke aanleiding daartoe vormde het bezwaar dat de Autoriteit Financiële Markten en belastingdienst maken tegen de provisie die ziektekostenverzekeraar Zilveren Kruis Achmea aan de unie betaalt. De BUN ontvangt dit jaar voor bemiddeling inzake de ‘boeddhistenpolis’ van Achmea ongeveer € 24.000 ofwel ruim tachtig procent van haar totale inkomsten. Zodra deze geldstroom opdroogt–ik heb het maar niet over naheffingen of boetes–ontstaat voor de unie een groot financieel en organisatorisch probleem.

In de hieraan gewijde Bestuursnota 2010 tekent zich een radicale breuk met het verleden af. Het bestuur legt de ledenvergadering zonder veel omhaal een keuze voor. Òf de pakweg veertig leden veranderen de BUN de komende tijd in een competente, professionele organisatie die voldoet aan de eisen die belangstellenden, overheden en media stellen–met bijbehorend budget. Òf er rest de unie niets anders dan een grondige heroriëntatie op de verhouding tussen doelen en middelen. Deze kan er dan ook toe leiden dat de unie de pretentie opgeeft dat zij in staat is het Nederlands boeddhisme als enig aangewezen contactorgaan naar behoren te vertegenwoordigen.

Omdat de aanspraak van de unie op zendtijd dat laatste wel vereist zou die wending een rechtstreekse bedreiging kunnen inhouden voor de Boeddhistische Omroep Stichting (BOS), de publieke omroep aan wie de BUN de uitvoering van haar zendmachtiging delegeert. Het zou ook de toekomst van de Boeddhistische Zendende Instantie (BZI) en de ambtelijke dienst Boeddhistisch Geestelijke Verzorging–die namens de Minister van Justitie toezien op de geestelijke zorg aan boeddhistische gedetineerden–op het spel zetten. Alleen de voortgezette samenwerking met Justitie biedt de unie perspectief op een universitaire leergang boeddhisme aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Een dergelijke ontwikkeling maakt dus ook dat initiatief onzeker. Het mag dan ook geen verbazing wekken wanneer de gedachte aan een zo diepgaande heroriëntatie de bij BOS en BZI werkzame boeddhisten zorgen baart.

Façade

Hoe kan één kritisch stuk de BUN in zo’n korte tijd aanzetten tot bezinning? De boeddhistische zuil zou de komende jaren over ettelijke miljoenen aan algemene middelen beschikken–mìts de BUN als genootschap op geestelijke grondslag kans ziet te voldoen aan alle voorwaarden die de overheid daartoe stelt. Hoe kan daarover nu nog onzekerheid bestaan? De BOS, BZI en ambtelijke dienst bij Justitie bestaan al. Aan de universitaire leergang wordt gewerkt. Maar hoe de boeddhistische koepel aan wie deze instanties hun bestaansrecht ontlenen er in kan slagen daarvoor ook echt verantwoordelijkheid te nemen weet niemand. Hoe is dat toch mogelijk?

Het antwoord is bedrieglijk eenvoudig: omdat de BUN niet ís wat de overheid denkt. Om de BOS te kunnen verwezenlijken heeft de unie tien jaar geleden bewust de definitie van de eigen achterban aangepast aan wat het Commissariaat voor de Media als achterban zou accepteren. Met deze strategie heeft de unie zelf, omdat zij daarmee resultaat heeft geboekt, een façade opgeworpen die sterk normerend werkt. Overheidsinstanties hebben–soms in strijd met eigen regelgeving–nagelaten dit uit eigenbelang van de boeddhistische gemeenschap of sangha gewekte beeld aan de werkelijkheid te toetsen. Dat betekent echter niet dat toezichthouders als het Commissariaat of de ministers van justitie en onderwijs de BUN niet meer aan haar voorstelling van zaken zouden mogen houden. En de façade vertoont scheuren.

De unie heeft zichzelf hiermee in een situatie geplaatst waarin haar van alle kanten–ook door boeddhisten–de maat wordt genomen naar een illusie die zij zelf heeft gecreëerd. En terecht. Niemand dwingt de BUN immers aanspraak op algemene middelen te maken. Op welke illusie doel ik precies? De idee dat de beoefening van boeddhisme als levensbeschouwing in Nederland meer is dan een marginaal verschijnsel, en dat de BUN daadwerkelijk spreekt namens een boeddhistische sangha die met 900.000 aanhangers de tweede religie van ons land vormt.

Schijn en feiten

Waar houdt de schijn op en beginnen de feiten? Wat ligt achter de façade? De BUN is niet van onderop, vanuit een bestaande behoefte van praktiserende boeddhisten ontstaan. Ingegeven door het bestaan van de European Buddhist Union heeft een kleine groep boeddhisten de unie van boven af tot wenselijk verklaard. In feite heeft de BUN onder haar eigen achterban nauwelijks draagvlak–veel, zo niet de meeste bij de leden aangesloten personen weten van haar bestaan niet eens af. Wie een BUN symposium bezoekt kan dat met eigen ogen vaststellen. Er komen hooguit enkele tientallen belangstellenden op af. Dat het bestuur nu de desinteresse en het gebrek aan participatie van leden aan de orde stelt komt niet uit de lucht vallen: voor de aangesloten organisaties heeft het lidmaatschap van de unie van meet af aan weinig betekenis gehad, laat staan voor hun aanhang.

Omdat de overheid verlangt dat boeddhisten ‘met één mond’ spreken sluit de BUN individuele boeddhisten categorisch uit, zowel als lid en als donateur. Feitelijk hebben daarom tegenover de Nederlandse overheid alleen ‘georganiseerde’ boeddhisten, die zich aansluiten bij een groepering, stichting, vereniging of kerk, een stem. Dat beeld miskent niet alleen de pluriformiteit van het boeddhisme–de meerderheid van alle boeddhisten blijkt niet-georganiseerd–en maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering en ‘ont-institutionalisering’. Het miskent ook de boeddhistische leer of dharma die voor het bestaan van een sangha geen specifiek vormvereiste stelt. De Nederlandse samenleving ontzuilt op alle niveaus, maar boeddhisten worden door de ‘organisatiedwang’ van de BUN nog steeds in een oude, verzuilde mal geperst. Slechts een kleine minderheid van hen blijkt daartoe ook werkelijk bereid. Dat het anders kan bewijst de Deutsche Buddhistische Union–daar zijn individuele boeddhisten wel welkom.

Farce

Een handvol van overheidswege aangestelde ‘beroepsboeddhisten’ ontvangt dankzij de unie jaarlijks voor honderdduizenden euro’s aan inkomen. Dit terwijl de boeddhistische gemeenschap zich amper een eigen geestelijkheid kan permitteren en de BUN zelf niet meer dan € 3.500 aan contributie ophaalt. Lang deed het bestuur alsof de BUN een goed functionerende vereniging was terwijl de leden deden alsof de ledenvergadering de besluiten nam. Achter die façade maakte een kleine kring van beroepsboeddhisten de dienst uit op grond van argumenten die alleen door hen inhoudelijk werden getoetst. Sinds het ontstaan van de BOS werden zo achtereenvolgens de ziektekostenpolis, de BZI, de Mandalaschool en het boeddhistische hospice door de unie voor wenselijk verklaard. Men nam gewoon aan dat er ook vraag naar zou bestaan. Leden die om inzage vroegen in de zendmachtigingsaanvraag en het Achmea-contract werd deze onthouden. En de ledenvergadering? Die zat erbij en keek ernaar. Eén lid-vertegenwoordiger meende zelfs dat hij niets in te brengen had omdat de BUN een stichting was!

Wie uitsluitend op de BUN af gaat zou kunnen menen dat het aantal boeddhisten de afgelopen tien jaar exponentieel is gestegen: van 170.000, 250.000 en 450.000 tot laatstelijk 900.000 aanhangers. Daarmee zou het Nederlands boeddhisme de islam zijn voorbijgestreefd. Zo iemand ziet dan wel over het hoofd dat de BUN, daartoe aangespoord door de BOS, in de loop der jaren de grondslag van haar claim heeft veranderd: tegenwoordig bestaat de ‘achterban’ van de unie uit een langs statistische weg samengesteld populatie ‘steekproefboeddhisten’. Deze is samengesteld op basis van steekproeven naar de algemene belangstelling voor boeddhisme van de gemiddelde Nederlander.

Het onderzoek peilde die belangstelling onder meer door na te gaan in hoeverre een bij een tuincentrum of de Gamma gekocht boeddhabeeld bij de koper een speciaal ‘gevoel’ opriep. Of de aldus samengestelde groep ook een religieuze hoofdstroming vormt vroegen de onderzoekers zich niet af. De stormachtige groei van het boeddhisme is echter schijn: de aantallen boeddhisten nemen weliswaar toe, maar de trivialisering van boeddhisme neemt veel harder toe. In werkelijkheid blijkt de façade een farce.

Geen emancipatie, maar segregatie

De overheid heeft met de erkenning van de BOS en BZI veel te grote belangen in handen van een veel te kleine groep gelegd, binnen een religieuze gemeenschap die er noch op is ingesteld, noch op ingericht zulke belangen te hanteren. De wettelijke regelingen schieten hun doel voorbij doordat zij de Nederlandse sangha niet emanciperen maar segregeren. De Nederlandse sangha kenmerkt zich door het geheel ontbreken van een kritisch discours, en dat wreekt zich: de leden van de BUN hebben een façade opgericht in de vorm van een zuil zònder antwoord te kunnen geven op de vraag waartoe dit leidt. Ze zijn een commerciële relatie met een verzekeraar aangegaan zonder zich te realiseren dat ook ongeoorloofd kon zijn.

Voor een boeddhist zoals ik is niet doorslaggevend hoe de overheid boeddhisten ziet, maar hoe de boeddhistische gemeenschap zichzelf ziet. Het door de unie opgeroepen beeld is daarmee voor mij niet te rijmen, en daarom verzet ik me ertegen. De unie doet daarmee de sangha geen recht. Mij lijkt de spanning tussen schijn en werkelijkheid inmiddels zo groot dat deze voor geen enkel BUN-bestuur te bemiddelen zal zijn, hoe hoog de leden het budget ook opschroeven. Voor boeddhisten maakt vergankelijkheid geen uitzondering. Ook façades vergaan. Het bestuur trekt lering uit het verleden. Nu de leden nog. Hopelijk hervinden zij voorbij de façade niet alleen zichzelf, maar ook het samenwerken in een sangha dat niet strijdt maar strookt met een andere betekenis van dharma: de feiten zien zoals ze zijn.

0

Geef een reactie